Als boom voel ik me goed
Mijn schilferende huid mag gezien worden
Kattige takken pronken in ons hart
Een veger bezemt het afvallige
Hoort wat mensen verstrooien
schraapt en beweegt al zwaaiend de armen
Blikgerichte materie in drukke straten
Ruimtelijk ordent de ploeg
van collega’s het stedelijk gedrang
In hopen op wagens vervoeren
Afval van andere bomen
Hoor nu mijn kloppend hart
naar ritme in een stad
Deer het geluid
van die ene geberkte veger
Beeld en gedicht van Jan Schep
Ook vegen is een tuinklusje. De wind komt niet altijd uit het westen. En zeker niet in een stad. Wij Nederlanders zijn niet alleen een poetsland maar ook een veegland.
De Japanners staan bekend om het harken, maar mijn moeder harkte ook iedere zaterdagochtend het grindpad van de boerderij. En maar kwebbelen met de buren. Tijdens het vegen van de stoep komen ook de babbels. Een sociale activiteit die ook nuttig is.
Ik heb, bij gebrek aan klandizie, eens onderzoek gedaan naar het meest verkochte gereedschap. En de bezem in allerlei soorten staat al jaren op 1.
Ik dacht altijd de onkruidkrabber. Maar wat is nu de perfecte bezem? Ik moet toch iets meegeven. Bezems moeten uithangen na gedane arbeid. Er zijn bezems waar al een ophangsysteem is gemaakt aan de steel. Anders boor je er een gat en een touwtje door.
De zachte bezem gebruiken wij om zand tussen de tegels te vegen. En dan die harde haren voor alles wat maar moet worden geveegd. Vooral langs de randen van de stoep. Wat zou het toch fijn zijn als je beide kan omdraaien aan één steel? Zo heb ik een onkruidkrabber en aan de andere kant een bezem gemonteerd. In het begin had ik wel wat krassen op mijn gezicht, maar nu gaat het zonder littekens.
En dan de heksenbezem van berkentakken. Onze vegers van de stad. Ik heb er ook eentje gekregen van ze. Nu ook ergens in het bussie. Naast de harde en de zachte. En dan ook nog eens een klein blik en stoffig vegertje. Het bussie heeft daarnaast een verscholen plek. Daar staat onze nieuwe bladblazer. Viola pakt hem en blaast al het geveeg uit.